Dit weekend heb ik De hond van Rabelais gelezen, een boek over vertalen van Hans van Pinxteren. Het is een bundeling van eerder verschenen stukken over Van Pinxterens eigen vertalingen (van o.a. Flaubert, Stendhal, Flaubert, Montaigne), begin dit jaar verschenen bij VertaalVerhaal, de nieuwe boekenreeks van de VertalersVakschool. En ik kan het iedereen aanraden, ik vond het een fascinerend boek.
Ik had al eerder beschouwingen van Van Pinxteren over vertalen gelezen die ik interessant vond, met name het nawoord bij zijn vertaling van Balzacs Nicht Bette, waarin hij overtuigend uitlegt waarom dat boek niet louter heeft vertaald, maar hier en daar ook ingekort en stilistisch opgepoetst. Dit boek biedt naast een herziene versie van dat nawoord nog meer van zulke essays, in een kraakheldere stijl, met veel sprekende voorbeelden van boeiende vertaalproblemen. Samen vormen ze een aanstekelijk pleidooi voor creatieve vrijheid bij het vertalen, van een vertaler wiens toewijding en bevlogenheid bewondering afdwingen. Als betoog over vertaalstrategieën is het misschien niet zo systematisch en veelomvattend als Arthur Langevelds Vertalen wat er staat , maar het lijkt me evengoed onmisbare lectuur voor iedereen die in literair vertalen is geïnteresseerd. Verder lezen Het neusje van de hond

Telegraph Avenue van Michael Chabon, vertaald door Wim Scherpenisse, Gerda Baardman en Tjadine Stheeman, uitgegeven bij 
Like many Britons of my generation, I am virtually a monoglot. I was taught French at school but taught so badly that I had no confidence either in speaking or reading the language; essentially, it was taught to me as an extinct language, like Latin, and no acknowledgement was made of the fact that, within visible distance of our shoreline, millions of happy Frenchmen and women were chatting away.
For the past year I have had the good fortune to legitimately engross myself in what is to me the most compelling of novels, translating Hilary Mantel’s Bring up the Bodies, the sequel to 2009 Booker Prize Winner Wolf Hall. The most compelling novels do have a habit of providing ample scope for research, leading you on winding paths outside the pages of the book in order to know what exactly an author is alluding at and how to best convey it in the target language. And though a great deal can be found on the Internet, some particularities will remain obscure: No virtual tour will give you a clear view of roof constructions, palace kitchens, gates or stabling facilities. Which hardly ever presents problems; descriptions usually allow for general wordings. Bring up the Bodies, or rather its protagonist Cromwell, does not. By the time I started grumbling about the ‘preposterous lack of information on the Internet’, I thought it best to go over and have a look myself, and if possible, to discuss everything that still puzzled me about the text with Ms Mantel. So I (timidly but hopefully) applied to the Dutch Foundation of Literature for a travel grant, which met with generous approval.
Ineke Lenting vertaalt live in Amsterdam
De oude wegen: een voetreis van Robert Macfarlane, vertaald door Nico Groen en Marijke Versluys, uitgegeven bij
Op 30 september viert de vertaalgemeenschap ‘Sint Jeroensdag’. Die datum is namelijk de naamdag van de beschermheilige van de vertalers, Sint Hiëronymus, uit de vierde eeuw na Christus. Hij is ‘onze’ beschermheilige geworden omdat hij onder meer de bekendste Latijnse Bijbelvertaling heeft gemaakt, de Vulgaat. Naast Hiëronymus is er echter nog een heilige die met vertalen in verband gebracht kan worden: Sinte Cecilia. Zij werd aan het einde van de vijftiende eeuw de beschermheilige van muziek en musici, en dat was het gevolg van een vertaalfout.