Interviews met vertalers: Julia Lovell

Yang Guang wijdt op de website van het Chinese persbureau Xinhua een uitgebreid artikel aan Julia Lovell, docent Chinese geschiedenis aan de University of London, schrijfster van The Great Wall: China Against the World 1000 BC-AD 2000* (2006) en vertaalster van Lu Xun en Eileen Chang.

James Bond en een verblijf als uitwisselingsstudent aan de universiteit van Nanjing zetten haar op het spoor van de twintigste-eeuwse Chinese literatuur. ‘De twintigste eeuw was een tijdperk waarin de opvattingen over literatuur in China een dramatische verandering ondergingen.’ Ze wilde weten hoe en waarom ideeën over auteurschap waren veranderd, welke rol het westen had gespeeld in die transformatie en welke opvattingen Chinese schrijvers huldigden over westerse literaire waarden.

Later doet ze in Beijing veldwerk voor haar promotie-onderzoek The Politics of Cultural Capital: China’s Quest for a Nobel Prize in Literature en voert ze gesprekken met gevestigde literaire namen als Mo Yan en Yu Hua, en de aanstormende talenten Zhu Wen, Li Feng, Lin Bai en Xu Xiaobing. In haar ogen staat de Nobelprijs voor Literatuur symbool voor de tweestrijd — het ‘Nobelcomplex’, zoals zij het noemt — tussen het ressentiment jegens de kracht van het westen dat bij de culturele elite leeft en het verlangen naar erkenning door datzelfde westen.

Het is soms vermoeiend en frustrerend om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van de Chinese fictie, maar weinig dingen winden ‘lastige lezer’ Julia Lovell zo op als het vinden van een nieuwe stem die nog niet is vertaald en die toch door meer mensen moet worden gehoord. Ze geeft toe dat het moeilijk is vertaalde Chinese literatuur in het westen gepubliceerd te krijgen. Commerciële uitgeverijen zijn vaak pas bereid de rechten te kopen als hun universitaire collega’s hebben bewezen dat een boek ‘werkt’. Het zou een manier kunnen zijn om het grote publiek bekend te maken met het werk van hedendaagse Chinese schrijvers.

*) De Nederlandste vertaling van de hand van Erica van Rijsewijk (TOTA) en André Abeling, Achter de Chinese Muur, Geschiedenis van China’s isolement 1000 v.C.-2000 n.C., verscheen in 2006 bij Het Spectrum.
Bron: the Literary Saloon

Vertaalcomputers en CAT-tools: de zin en onzin ervan voor boekvertalers

Steeds vaker hoor ik ongeruste geluiden over ‘vertaalcomputers’ of ‘computervertalingen’. Omdat ik zelf vanuit het technische vertaalvak goed bekend ben met deze verschijnselen, voel ik me geroepen hier een aantal misverstanden weg te nemen.

Ik zal beginnen met een tweetal korte begripsverhelderingen, die waarschijnlijk al veel vragen zullen beantwoorden. Tegelijkertijd probeer ik een al te technische uitleg te voorkomen. Die is voor boekvertalers niet relevant en hooguit verwarrend. Tot slot wil ik een aantal punten noemen waarop boekvertalers wel degelijk hun voordeel kunnen doen met sommige van dit soort hulpmiddelen.

Babel Fish
Babylonische spraakverwarring: Bablefish vertaalt uit de Geschiedenis van het Christendom

De ‘vertaalcomputer’ bestaat niet, laat ik dat voorop stellen. Grofweg kunnen twee soorten software worden onderscheiden die in principe op een gewone pc of een wat grotere server kunnen draaien. Verder lezen Vertaalcomputers en CAT-tools: de zin en onzin ervan voor boekvertalers

Vertalen in internationaal perspectief: China

Op de website van het officiële Chinese staatspersbureau Xinhua een artikel van Yang Guang, verslaggever van de China Daily, over de moeilijke positie van Chinese literatuur in het buitenland.

Op een symposium over vertaling van Chinese literatuur, bezocht door tientallen sinologen, vertalers en schrijvers, liet schrijver Liu Zhenyun de verzuchting optekenen dat buitenlandse literatuur wel haar weg heeft gevonden naar China, maar dat Chinese schrijvers nog steeds moeite hebben voet aan de grond te krijgen in andere delen van de wereld. Chinese literatuur kleeft nog altijd het etiket ‘propaganda’ aan. Volgens Julia Lovell, vertaalster, docent Chinese geschiedenis aan de University of London en schrijfster van The Politics of Cultural Capital: China’s Quest for a Nobel Prize in Literature (2006), is dit een overblijfsel uit de Koude Oorlog, toen het stereotiepe beeld van Chinese literatuur als ‘politiek correct’ en ‘saai propagandistisch’ werd gevestigd. Haar literaire zusje uit buurland en kersverse westerse bondgenoot Japan kreeg een veel warmer onthaal in (met name) de Engelstalige wereld.

Tie Ning, schrijfster en voorzitster van de Chinese Vereniging van Schrijvers, gaat geen zee te hoog om vertalers te helpen problemen met auteursrecht en beurzen op te lossen: ‘Zonder de wijsheid en toewijding van vertalers blijven lezers als ik blind voor de wereldliteratuur.’

Bron: the Literary Saloon

Vertalen op de automatische piloot?

Afgelopen weekend vroeg iemand me naar mijn vertaalactiviteiten. Even voor de duidelijkheid: ik ben geen literair vertaler, heb ook geen speciale opleiding gevolgd, maar heb tot nu toe vier astrologische boeken uit het Engels vertaald en ben druk bezig met het vijfde. Ik vertaal ongeveer een boek per jaar en doe het wat dat betreft dus kalmpjes aan. Ik houd me vooral onledig met het corrigeren en persklaarmaken van drukproeven voor een aantal uitgeverijen. Het vertalen is een welkome (en creatieve) afleiding in periodes dat ik het met die werkzaamheden wat minder druk heb.

Een paar weken geleden had ik zo’n rustige periode en stortte mij dus maar weer eens op mijn vertaalwerk. Wat me dan opvalt is dat ik het lichamelijk bijzonder vermoeiend vind om uren achtereen achter de computer door te brengen, wat ik niet zo ervaar als ik urenlang proeven op papier corrigeer (want zo krijg ik mijn opdrachten altijd aangeleverd). Daarom zou ik denk ik ook niet fulltime vertaler kunnen zijn, want hoe prachtig ik het werk op zichzelf ook vind, ik zou er beslist vierkante ogen van krijgen (en een pijnlijke schouder en kramp in mijn benen). Op zulke momenten vraag ik me weleens af: hoe pakken jullie ‘echte’ vertalers dat nou aan? Verder lezen Vertalen op de automatische piloot?

Interviews met vertalers: Charlotte Mandell

In Art Works, het blog van het National Endowments for the Arts, een Amerikaans overheidsinstituut dat beurzen verstrekt voor ‘projecten op het terrein van de kunst’, waaronder literatuur, een interessant interview met vertaalster Charlotte Mandell.

Mandell kreeg van de NEA een beurs voor haar vertaling van Zone van Matthias Énard, waar we hier eerder over schreven. In het interview vertelt ze dat ze op de middelbare school al plezier had in vertalen en na haar opleiding aan Bard College helemaal niet verder wilde studeren: ‘I just wanted to go on translating things.’ Ze wilde Zone vertalen om de doodeenvoudige reden dat ‘[t]here’s nothing else like it out there!’ De tekst vergt door zijn specifieke zinsbouw het uiterste van de poëtische creativiteit en het prozaïsch vermogen van de vertaler. ‘Elke vertaler moet ook schrijver zijn, omdat we de tekst in feite in een andere taal herscheppen.’

Chad Post (uitgever van Zone in de VS) plaatste een fragment uit de vertaling op zijn website annex blog Three Percent.

Bron: the Literary Saloon

Zo moeder, zo zoon? Deel 2: de zoon

ElmerEerder verscheen op deze site Deel 1: De moeder.

Ik zat al ruim een maand in afgestudeerdenland (dat trouwens blijkt te grenzen aan werklozenland, en die grens is onbewaakt, zodat je zonder het door te hebben opeens in het verkeerde land kunt zitten) toen mijn “mams” opeens opbelde. Of ik wilde meehelpen een boek te vertalen omdat zij in haar eentje de deadline niet zou kunnen halen. Ik zou uiteraard voor het deel dat ik zou vertalen ook het geld opstrijken. Daar had deze jongen natuurlijk wel oren naar! Hier volgt dus het verslag van mijn allereerste opdracht. Verder lezen Zo moeder, zo zoon? Deel 2: de zoon

Taalwasser, een nieuw beroep?

Vorig jaar was ik aanwezig bij de jaarlijkse bijeenkomst van de Noorse vertalersvereniging NFFO waar een lezing werd gegeven door Tove Bakke en Anne Elligers, over de vertaling van La consultante van de Franse schrijfster Anna Gavalda. Geen vertalersduo in dit geval, maar een vertaler en een språkvasker, oftewel een taalwasser.

Een persklaarmaker, dacht ik in eerste instantie, maar uit de lezing bleek dat de bemoeienis van Anne Elligers met het vertaalproject veel intensiever was geweest dan wat de gemiddelde persklaarmaker in de Nederlandse praktijk doet, en dat zij ook veel eerder bij het vertaalproces betrokken werd dan helemaal aan het eind, zoals bij ons gebruikelijk is. Verder lezen Taalwasser, een nieuw beroep?

Zo moeder, zo zoon? Deel 1: de moeder

HennieSamen met een andere vertaler een boek vertalen – dat is iets wat ik eigenlijk nooit doe. Wel gebeurt het vaak dat ik een deel van een boek vertaal waarmee ook andere vertalers op hetzelfde moment bezig zijn, maar dan krijg ik een lijst met aandachtspunten en vaste uitdrukkingen waar iedere vertaler zich aan houdt. Ik stuur mijn deel in en daarmee is de kous af, want iemand anders maakt er één geheel van, dat ik pas weer zie als ik een presentexemplaar krijg.

Het boek dat ik een aantal weken geleden aangeboden kreeg, was een haastklus. Ik wist dat ik de deadline alleen niet zou halen, maar het ging wel om een nieuwe opdrachtgever – en een nieuwe opdrachtgever is natuurlijk altijd heel welkom!

Druk rekenen, onderhandelen, vragen stellen… en intussen schoot het door me heen: ik heb natuurlijk wel een zoon die deze zomer is afgestudeerd aan de vertaalacademie en die de praktijk in moet. Snel gebeld of hij ook een deel wilde doen en de potentiële opdrachtgever gevraagd of we het boek samen mochten doen. En we kregen een kans. Een flinke proefvertaling volgde, die al snel werd goedgekeurd. En toen begon het echte werk. Verder lezen Zo moeder, zo zoon? Deel 1: de moeder

De individuele auteur heeft steun in de rug nodig

Voorwoord van de blogredactie
In Boekblad Magazine van 6 augustus 2010 schreef Kamiel Koelman, advocaat gespecialiseerd in intellectuele eigendom bij Van Diepen en Van der Kroef, onder de titel Geen overdracht van rechten, maar een licentie voor vijf jaar een artikel over het auteurscontractenrecht. Janne Rijkers, coördinator van de Vereniging van Letterkundigen en hoofd Juridische Zaken van de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, verwoordde in een reactie in Boekblad van 25 augustus 2010 het standpunt van makers, Raoul Eljon, adjunct-secretaris van het Nederlands Uitgeversverbond, dat van de uitgevers: Het voorontwerp auteurscontractenrecht schiet zijn doel voorbij. Samen vormen de drie artikelen een interessant drieluik van het conceptwetsvoorstel auteurscontractenrecht dat minister Hirsch Ballin van Justitie op 1 juni 2010 ter consultatie aanbood (zie het bovenste kader). Het stuk van Janne Rijkers nemen we hieronder met haar toestemming over.

Herstel level playing field
Over het algemeen zijn makers, waaronder schrijvers en vertalers, te spreken over het wetsontwerp. Het getuigt van een gezonde kijk op het auteursrecht: een auteursrecht waarin de maker centraal staat.

Het wetsontwerp auteurscontractenrecht beoogt de onderhandelingspositie van auteurs ten opzichte van de exploitanten van hun werk te verbeteren. Helaas is dat hard nodig. Er zijn buitengewoon veel contracten in omloop die een overheidsingrijpen rechtvaardigen. Het gaat hier niet om een bescherming gelijk aan die voor werknemers, zoals Kamiel Koelman in zijn artikel betoogt. Het gaat om een poging tot herstel van een level playing field, het betreft immers ondernemers onderling. Zo’n level playing field ontbreekt in de praktijk en daar is dit wetsontwerp op geschreven. De individuele auteur heeft steun in de rug nodig als hij tegenover zijn steeds groter groeiende exploitant zit. Verder lezen De individuele auteur heeft steun in de rug nodig

Net uit: De hand van Fátima

De hand van FátimaDe Hand van Fátima van Ildefonso Falcones, vertaald uit het Spaans door Marga Greuter en Joke Mayer, verschenen bij Luitingh-Sijthoff (oorspronkelijke titel: La mano de Fátima).

De hand van Fátima is het verhaal van de Spaanse morisken (onder dwang bekeerde Moren) vanaf de tweede opstand in 1568, toen ze door het katholieke koningspaar Fernando en Isabel verplicht werden zich christelijk te kleden en Spaans te spreken, tot 1609, het jaar van hun definitieve deportatie naar Noord-Afrika. Het is een verhaal over een periode van vreemdelingenhaat, onderdrukking en marginalisatie dat tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met dat van de Spaanse joden, maar veel minder bekendheid heeft gekregen. Verder lezen Net uit: De hand van Fátima