Een poos geleden ontving ik commentaar van een lezer over een door mij vertaald boek, waarin ik de woorden ‘gijzelaar’ en ‘gegijzelde’ had gebruikt voor respectievelijk hostage taker en hostage. De lezer was van mening dat dit fout was en dat je moest spreken van respectievelijk ‘gijzelnemer’ en ‘gijzelaar’. In overleg met de redactie van de uitgeverij in kwestie was echter besloten degene die gijzelde een ‘gijzelaar’ te noemen, om de eenvoudige reden dat ik er moeite mee had de boef in het superspannende boek telkens zo plastisch een ‘gijzelnemer’ of ‘gijzelhouder’ te noemen. ‘Gijzelaar’ vond ik een lekker scherp woord, en door zijn slachtoffers ‘de gegijzelden’ te noemen, kwam ook het beeld van hun penibele situatie goed naar voren.
Maar ik moet toegeven dat je er lang over kunt redetwisten, vooral als vooraanstaande Nederlandse woordenboeken en naslagwerken beide opties bieden. Dit zijn de definities van ‘gijzelaar’:
Van Dale (2005):
1. iemand die gegijzeld wordt, syn. gegijzelde; (…) 4. terrorist, misdadiger die iemand gijzelt om bepaalde eisen af te dwingen, syn. gijzelhouder, gijzelnemer, kaper.
Van Dale Hedendaags Nederlands, 2006):
1. gegijzelde; 2. gijzelhouder.
Verder lezen Woord zoekt vertaling (5): de gijzelaars van het Nederlands

In Vertalië wordt, zoals u inmiddels weet, veel geklaagd over de persklaarmaker. Het zou om een zeer lage diersoort gaan, door uitgevers ingezet om het werk van de deskundige, toegewijde vertaler met lelijke, onterechte strepen te ontsieren en in de kantlijn te voorzien van opmerkingen die getuigen van een totaal gebrek aan intelligentie, eruditie, inzicht, aandacht en gevoel voor humor. Dit met het oog op de gemiddelde lezer, van wie iedereen weet dat het hem ten enenmale ontbreekt aan intelligentie, eruditie, inzicht, aandacht en gevoel voor humor. Voor deze lezer moet de tekst geschikt worden gemaakt – door een soortgenoot. Het spreekt vanzelf dat die soortgenoot daarvoor niet meer dan een grijpstuiver hoeft te ontvangen, want wat eet zo’n beest nou helemaal? Onverteerbare zinnen die niemand blieft en een scheutje gal of azijn op zijn tijd, meer niet. En daar mogen deze dieren heel blij mee zijn, want ze kunnen niets, anders gingen ze wel wat anders doen. Andermans werk afkatten, dat is het enige waar ze goed in zijn.
Vertalen is de meest intense vorm van close-reading die er bestaat. Albert Verwey zei het al: ‘Zoodra men het in vreemde taal geschrevene zoo indringend leest dat men niet laten kan het na te zeggen in de eigene, is er de vertaling.’ Bovendien steekt een vertaler van bijna elk boek dat hij vertaalt iets op. Soms maakt hij kennis met een nieuw aspect van zijn beroep of van de letteren in het algemeen, soms met heel andere dingen. Voor sommige boeken moet hij veel onderzoek doen: welk gereedschap gebruikte een leerlooier in Engeland in de veertiende eeuw, bestond dat elders ook en hoe heet het in het Nederlands? Hoe werd een bepaalde bewerking genoemd en hoe werd die uitgevoerd? Hoe werden tijdens de Chinese Culturele Revolutie de bijeenkomsten genoemd waarbij veroordeelde politieke gevangenen aan het volk werden getoond – bestond er in die periode in de Nederlandse pers consensus over een bepaalde Nederlandse term? Hoe wordt in de wijsbegeerte een bepaald begrip genoemd, welke van de gevonden termen is in deze context de juiste, en waarom? Ook een vertaler die zich niet specialiseert, stuit geregeld op teksten waarin dergelijke kwesties aan de orde komen.
Gebaren, houdingen, geluiden en bewegingen stellen vertalers soms voor grote problemen. Neem waggle. Geen van de vertalingen in de Van Dale Engels-Nederlands is bruikbaar in een zinnetje als She waggled her fingers. Je weet wat deze vrouw doet: ze beweegt haar vingers alsof ze zachtjes op een tafel trommelt, maar dan in de lucht. Je ziet het voor je, maar hoe zeg je dat in het Nederlands?
Het is hartje winter, we kijken met weemoed terug op de zomer en veel Nederlanders zijn vanwege de kou naar zonnige oorden afgereisd om daar op het strand of aan een zwembad te liggen en een mooi bruin kleurtje te krijgen. Dat brengt me op het woord pool house, zo’n huisje naast het zwembad waarin men zich in zwemkledij kan hijsen en waar het gereedschap wordt opgeborgen om het zwembad van bladeren en dergelijke te ontdoen. Niet alleen staat het niet in Van Dale Engels-Nederlands, maar ik heb nog niemand gevonden die er een adequate vertaling voor weet. Misschien is dat niet zo vreemd, want ook in de Engelse woordenboeken wordt er niet over gerept. In
Wie regelmatig de stukjes op dit blog leest die verschijnen in de rubriek Net Uit, zou gemakkelijk tot de conclusie kunnen komen dat boekvertalers uitsluitend interessante, goed geschreven boeken onder handen krijgen, zij het met problemen op vertaalgebied. Boekvertalers doen hun best de stijl van de auteur zo goed mogelijk in een andere taal tot zijn recht te laten komen, ze peinzen lang over dat ene woord dat de auteur zo kundig daar heeft gebruikt en niet op een andere plek. Ze gaan helemaal op in het boeiende verhaal en leven mee met alle personages die zo goed uit de verf komen. Wanneer ze de vertaalde tekst opsturen, is het alsof ze afscheid nemen van een goede vriend.
Sprawling en rambling – twee woorden die in het Engels bijna letterlijk breder zijn dan al hun Nederlandse vertalingen. To sprawl is volgens Van Dale Engels-Nederlands onder meer: ‘zich in alle richtingen verbreiden’, ‘onregelmatig van vorm zijn’. Van Dale noemt als voorbeeld sprawling suburbs: naar alle kanten uitgroeiende voorsteden. Rambling heeft als bijvoeglijk naamwoord een eigen lemma met als vertalingen onder meer: ‘onsamenhangend’, ‘verward’, ‘grillig’, ‘stelselloos’ (zonder concrete voorbeelden), en ‘kruipend’ en ‘klimmend’ (als het om planten gaat). Wat doen we met deze woorden wanneer ze van toepassing zijn op woningen? 
