Een poos geleden ontving ik commentaar van een lezer over een door mij vertaald boek, waarin ik de woorden ‘gijzelaar’ en ‘gegijzelde’ had gebruikt voor respectievelijk hostage taker en hostage. De lezer was van mening dat dit fout was en dat je moest spreken van respectievelijk ‘gijzelnemer’ en ‘gijzelaar’. In overleg met de redactie van de uitgeverij in kwestie was echter besloten degene die gijzelde een ‘gijzelaar’ te noemen, om de eenvoudige reden dat ik er moeite mee had de boef in het superspannende boek telkens zo plastisch een ‘gijzelnemer’ of ‘gijzelhouder’ te noemen. ‘Gijzelaar’ vond ik een lekker scherp woord, en door zijn slachtoffers ‘de gegijzelden’ te noemen, kwam ook het beeld van hun penibele situatie goed naar voren.
Maar ik moet toegeven dat je er lang over kunt redetwisten, vooral als vooraanstaande Nederlandse woordenboeken en naslagwerken beide opties bieden. Dit zijn de definities van ‘gijzelaar’:
Van Dale (2005):
1. iemand die gegijzeld wordt, syn. gegijzelde; (…) 4. terrorist, misdadiger die iemand gijzelt om bepaalde eisen af te dwingen, syn. gijzelhouder, gijzelnemer, kaper.
Van Dale Hedendaags Nederlands, 2006):
1. gegijzelde; 2. gijzelhouder.
Recente reacties