Boekvertalers Over het vak, de vertaler, de wereld en het boek

18 april 2012

Net uit: Het weeshuis – interview met Franck Thilliez

Filed under: Eigen werk,Interviews — Tags: , — Richard Kwakkel @ 12.10 uur

Het weeshuis van Franck Thilliez, vertaald door Richard Kwakkel en uitgegeven bij Sijthoff (oorspronkelijke titel: Syndrome [E])

De schrijver
Franck Thilliez, net als collega-thrillerauteurs Jean-Christophe Grangé en Maxime Chatham* wel de ‘Stephen King français’ genoemd, schreef een tweeluik over de bron van het Kwaad. Het weeshuis is het eerste luik. Aan luik twee, Gataca, werk ik als ik geen blogstukjes over luik één schrijf. De twee boeken vormen elk een afgesloten geheel en kunnen los van elkaar worden gelezen: je kunt deel twee lezen zonder deel een te hebben gelezen (maar, eh, tussen jullie en mij gezegd en gezwegen: ik zou ze gewoon allebei lezen, in de goede volgorde).

Iedere thrillerliefhebber moet Thilliez hebben gelezen, al is het maar één keer in zijn leven. Als een renaissancemeester schildert hij landschappen en personages, in al hun psychologische complexiteit. Hij geeft het begrip ‘luguber’ nieuwe, onvermoede dimensies. Angst en spanning mogen de lezer niet loslaten, dat is het doel dat Thilliez bij elke pagina nastreeft. Lees er meer over in het interview dat ik met hem had.

Het boek
Ludovic Sénéchal is filmgek. Hij reist naar Luik, waar iemand een verzameling oude rolprenten verkoopt. Tussen de filmblikken ontdekt hij een oude, anonieme film. Zijn nieuwsgierigheid is gewekt. Hij koopt de film voor een prikkie, keert huiswaarts, sluit zich op in zijn eigen filmzaaltje, door hem wel vertederd zijn ‘vestzakbioscoop’ genoemd, zet de film aan en is even later stekeblind. Op de tast vindt hij zijn mobieltje, toetst op goed geluk een nummer in en krijgt zijn ex aan de lijn, Lucie Henebelle, die we nog kennen van Het gruwelhuis, toen ze nog een eenvoudig brigadiertje in Duinkerken was. Ze heeft promotie gemaakt en is nu rechercheur in Lille. Ze laat haar ex opnemen en gaat achter de reden van zijn raadselachtige blindheid aan. Het is het begin van een macabere speurtocht naar de bron van het Kwaad.

De vertaling
Bij elke vertaling loop je tegen problemen op. Bij Franse teksten bijvoorbeeld het feit dat Fransen liever vousvoyeren dan wij en dat ze in organisaties als politie en recherche gevoeliger zijn voor hiërarchie. Thilliez doet bovendien grondig research, wat betekent dat je je als vertaler moet inlezen in de meest uiteenlopende onderwerpen, deze keer met name film en hersenfysiologie.

En de vraag waar ik bij elke thriller mee worstel: hoe vertaal je het op het eerste gezicht eenvoudige woordje flic? Wout? Smeris? Klabak? Diender? Stille? Rus? Kip? Juut? Tuut? Koddebeier? Flik? Sommige termen zijn te archaïsch voor een moderne thriller, andere te streektalig. Wordt ‘flik’ door politieseries als Flikken Gent, Flikken Maastricht, Flikken AntwerpenFlikken goes CSI – ook door boven-Moerdijkers al Nederlands genoeg bevonden? Dan zou ‘flik’ of zelfs ‘flic’ het verhaal de broodnodige couleur locale kunnen verlenen. Ik, Utrechter, ken wouten gewoon als ‘wouten’. Van Dale noemt het dan ook ‘gewestelijk’ en Wikipedia somt in dat verband Noord-Brabant, de kop van Overijssel en de regio Den Haag op. En Utrecht dan? Maar dit is misschien een onderwerp dat ik beter in een ander blogstukje kan uitdiepen.

Het interview
Ik vroeg Franck Thilliez of hij ter gelegenheid van het verschijnen van Het weeshuis een paar vraagjes wilde beantwoorden om zijn Nederlandse lezers vertrouwd te maken met zijn werk. Dat deed hij graag. Eerder verschenen Nederlandse interviews met hem op de website van De Standaard deluxe (2011) en CrimeZone (2008).

[RK] Niets ten nadele van le plat pays, ik woon er zelf, en Danny Boon heeft bewezen dat het leven tussen de Ch’tis een feest kan zijn, maar wat bezielt een mens een pittoresk oord als Annecy in te ruilen voor Nord-Pas-de-Calais? Zocht je bewust naar het soms desolate decor dat je in La chambre des morts (Het gruwelhuis) zo beeldend omschrijft?

[FT] Ik had daar niks over te zeggen! Mijn ouders en grootouders hebben altijd in het noorden gewoond. Mijn vader en moeder waren voor hun werk naar Annecy verhuisd, maar keerden al snel weer terug. Ik ben dus een Ch’ti in hart en nieren, die toevallig in de Savoye is geboren.

Ik hou van Nord-Pas-de-Calais, van het gevarieerde landschap, de rijke geschiedenis, en ook in menselijk opzicht is het een interessante regio. Door het mijnbouwverleden, dat een uitermate donker stempel op het landschap en de geest van de mensen heeft gedrukt, vormt het een ideaal decor voor een thriller.

Alleen het weer, hè… Maar onze stranden worden tenminste niet overspoeld door toeristen!

Hoe ben je schrijver geworden? Was het genre van de thriller een logische keuze?

foto: Didier Cohen

Rond 2000 ben ik begonnen met schrijven, nog niet zo lang geleden dus. Voor mij was schrijven vooral een manier om uiting te geven aan alle filmbeelden die ik sinds mijn tienerjaren had opgeslagen. Toen ik een jaar of 27, 28 was, begonnen zich scenario’s in mijn hoofd af te tekenen, met personages en een structuur. ‘Hm, dat verhaal zou een interessante film opleveren,’ zei ik toen tegen mezelf, ‘een film die ík leuk zou vinden!’ Ik had toen al werk [als ICT’er; noot van de auteur] en ik peinsde er niet over alles op te geven om een film te kunnen maken, want ik wist er niks vanaf. Toen dacht ik bij mezelf: dan schrijf ik het toch op… Ik ben achter mijn computer gekropen en gaan tikken. Zo is het begonnen. Toen ik mijn eersteling af had, bleek die in het genre ‘polar’ te passen, maar ik ben niet aan het werk gegaan met het doel een polar te schrijven. [De term ‘polar’ komt van het Frans ‘policier’, met een argot uitgang. Hij kwam in de jaren 70 van de vorige eeuw in zwang om politiefilms aan te duiden. Later werd de term ook voor politieromans gebruikt; nvda]

Waar komt die belangstelling voor horror, seriemoordenaars en buitensporig geweld vandaan? Waar haal je met andere woorden de ideeën vandaan voor je psychologisch toch behoorlijk complexe thrillers?

Als tiener zag ik veel van die polars in de bioscoop. Ik had een duidelijke voorkeur voor thrillers en griezelfilms. Ik voelde dan twee merkwaardige, volmaakt tegengestelde emoties: opwinding en angst. Aan de ene kant móést ik wel naar die films kijken, ik vond het leuk, maar aan de andere kant kwam ik na afloop doodsbang de bioscoop uit! De boeken van Stephen King hadden hetzelfde effect. Ik heb me vaak afgevraagd hoe het zat, met die dubbele emoties, en had bewondering voor schrijvers en cineasten die zo’n effect konden oproepen. Elke keer dat ik als schrijver een verhaal uitdenk, probeer ik het in dat schema uit mijn jonge jaren te passen. Dat is denk ik wat lezers van thrillers diep in hun hart gemeen hebben: het leuk vinden om jezelf de stuipen op het lijf te jagen.

En die complexiteit komt natuurlijk voort uit mijn verwrongen geest! Nee, maar zonder gekheid, ik ben een echte bèta en dol op wis- en natuurkunde, ingewikkelde logische problemen en ik probeer verhalen te schrijven over dat soort thema’s.

Als we Vertige, je nieuwste roman, je eersteling Conscience animale, en de novelles La couleur des ténèbres en Ouroboros in de bundel L’empreinte sanglante meetellen, heb je 13 titels op je naam staan**. Een omineus getal. Waar haal je de inspiratie vandaan om elk jaar minimaal één complexe polar te schrijven?

Ik werk gewoon keihard. Toen ik nog een baan had bij een bedrijf schreef ik wanneer ik tijd had, meestal ‘s avonds, in het weekend en tijdens de vakantie. En in die tijd lukte het me al om een boek per jaar te schrijven. Ik schrijf nu fulltime, maar heb het werkritme van toen ik nog werknemer was altijd aangehouden. Over het algemeen schrijf ik alleen doordeweeks, van halfnegen tot vijf. Dat zijn redelijk lange dagen voor een activiteit als schrijven, maar ik schiet daardoor wel op. Ik breng elk jaar een thriller uit, behalve bij Syndrome [E] (Het weeshuis) en Gataca, die met een tussentijd van zes maanden zijn verschenen. Die twee boeken vormen één geheel, alsof ik een dikke roman van 900 bladzijden heb geschreven.

En wat ook tijd scheelt: terugkerende personages [Lucie Henebelle en Franck Sharko, bijvoorbeeld; nvda]. Het kost veel tijd om een personage uit te werken, dus als je een eenmaal ontwikkeld personage laat terugkeren, kun je die etappe overslaan. Dat kan zomaar weken schelen…

Ik wil de lezers een beetje vertrouwd maken met de persoon Franck Thilliez. De site Pol’art noir bracht me op een idee. Waar denk je aan bij de volgende zaken, en waarom?

Een belangrijk boek

De groene mijl van Stephen King voor mijn eigen genre [The Green Mile, vertaald door Hugo Kuipers; nvda], en De mijn van Émile Zola voor literatuur meer in het algemeen [Germinal, vertaald door Jan Versteeg; nvda]

Een film die een onuitwisbare indruk heeft gemaakt

Schindler’s List

Een indrukwekkende man of vrouw

Albert Einstein, Marie Curie

Een bepalende gebeurtenis in de geschiedenis

De explosie van de kerncentrale bij Tsjernobyl. Ik zeg dat omdat ik daar uitgerekend op dit moment uitgebreid onderzoek naar doe…

Wat ligt er nu op je nachtkastje?

Raphael, derniers jours van Gregory Mcdonald [The Brave, niet vertaald; nvda] en Blue Jay way, van Fabrice Colin [Colins eerste thriller , nog niet vertaald; nvda]

Syndrome [E] en Gataca zijn een tweeluik waarin je even onverdroten als je helden Lucie Henebelle en Franck Sharko het spoor volgt naar de bron van het Kwaad, met een hoofdletter K. Je werkt je personages grondig uit. Ze hebben een ziel, ze worstelen met twijfels en onzekerheden, de donkere kant van hun eigen psyche. ‘J’adore les récits de l’extrême‘ zeg je in een interview met François Alquier. Schrijf je daarmee je eigen fascinatie voor de duistere kant van de psyche van je af? Is schrijven een loutering, een psychologische noodzaak, of denk je tijdens het schrijven vooral aan je lezers?

Iets van allebei, denk ik. Ik denk dat alle romanschrijvers hetzelfde zullen zeggen: ze schrijven om de stortvloed aan ideeën, emoties en beelden weg te laten vloeien. Schrijven helpt om die energie te kanaliseren, naar buiten te geleiden en je weer het gevoel te geven dat je lekker in je vel zit. Het is net als sporten of schilderen, het is een manier voor je lichaam, voor je geest, om zich te uiten. Op een gegeven moment had ik veel te veel beelden in mijn hoofd, en die moesten eruit.

Maar ik schrijf al die verhalen ook voor mijn lezers, dat is nu zelfs mijn prioriteit geworden: zorgen dat mijn lezers het leuk vinden en diezelfde emoties voelen als ik voel. Bij elke zin, bij elke alinea stel ik mezelf de vraag: ‘Gaat mijn lezer hier plezier aan beleven? Wat verwacht hij van me op dit moment in het verhaal?’ Een thriller schrijven is een speels contract tussen een schrijver en een lezer.

Wist je, toen je de eerste letter van Syndrome [E] op papier zette, al hoe het in Gataca zou aflopen? Had je alles in gedachten al beleefd? Had je de plot en de psychologie van je hoofdpersonen in een strak schema uitgewerkt, of ontglipten de ontwikkelingen daarvan aan je eigen fantasie en ontstond er een soort dialoog tussen jou en je personages? Met andere woorden: hoe ga je te werk bij het schrijven?

Ik kreeg het idee voor Gataca toen ik met Syndrome [E] bezig was. Ik had me vastgebeten in het thema ‘geweld’ en besefte dat het veel te breed was om in een enkel boek te behandelen. Tijdens het schrijven kwam ik tot de conclusie dat mijn twee helden, Lucie Henebelle en Franck Sharko, nog enorm veel te vertellen hadden. Er drong zich dus een deel twee op. In Syndrome [E] behandel ik het hedendaagse geweld, en hoe het zich via beelden over de wereld verspreidt. In Gataca staat de tijd centraal: hoe is geweld doorgegeven van de allereerste naar de moderne mens? Langs culturele of genetische weg? Het zijn heel verschillende boeken, maar ze vullen elkaar wel aan.

Over het algemeen werk ik inderdaad alle details uit voor ik begin te schrijven. Ik lees me in, diep de onderwerpen die ik wil behandelen grondig uit en visualiseer mijn personages, hun uiterlijk, hun verleden, hun psychologie. Voor Sharko en Henebelle lag dat iets anders, omdat die al bestonden, in eerdere romans, waar ze onafhankelijk van elkaar een ontwikkeling doormaakten. In Syndrome [E] ontmoeten ze elkaar. En die ontmoeting kreeg pas echt vorm tijdens het schrijven, omdat ik de ontwikkeling van hun relatie van tevoren nog niet goed voor me zag. Als je voorafgaand aan het schrijven je personages zo goed mogelijk probeert te leren kennen, je hun gedrag eigen maakt, ontvouwt hun relatie zich tijdens het schrijven vanzelf door de manier waarop ze op elkaar reageren. Soms ontsnappen ze daarbij aan het scenario dat je in je hoofd had en kun je weinig anders doen dan volgen! [Lucie Henebelle speelt een rol in Het gruwelhuis, Het einde van Pi en nu dus samen met collega Sharko in Het weeshuis; Franck Sharko is de hoofdrolspeler in de niet vertaalde boeken Conscience animale en Deuils de miel; nvda]

In Syndrome [E] laat je je niet echt vleiend uit over de Egyptische politie. Linkshandige lezers zouden bij Gataca hun wenkbrauwen kunnen optrekken. Houd je bij het schrijven rekening met dat soort gevoeligheden? Krijg je er reacties op van lezers? Laat je je door reacties van lezers leiden bij je werk?

Ja, ik krijg veel reacties. Gelukkig wel! Maar ik doe de waarheid geen geweld aan. De Egyptische politie is zoals ik het beschrijf, dat hebben we wel gezien tijdens de opstanden in Egypte: de politie was het voornaamste doelwit en veel politiebureaus zijn geplunderd.

Nadat ze Gataca hadden gelezen, vroegen veel linkshandigen me of het waar was wat ik had geschreven [Gataca verscheen in Frankrijk in 2011, linkshandigheid staat centraal; nvda]. De meesten pakken het goed op, lachen erom en hebben er begrip voor. Ik heb regelmatig discussies met lezers en vanzelfsprekend houd ik rekening met alles wat ze me vertellen, want voor mij is dat een stap vooruit. Als een lezer uitlegt wat hij minder vond aan dit of dat boek, probeer ik te achterhalen waarom en wat ik had moeten veranderen om ervoor te zorgen dat de lezer in kwestie wél plezier had beleefd aan het boek. Ik zei het al, een thriller is een contract, een spel tussen lezer en schrijver met duidelijke spelregels: een maximum aan genot en huivering opwekken.

Research. Als vertaler merk ik elke keer dat je goed op de hoogte bent met de materie die je behandelt. Of het nou de wereld van preparateurs is, de sectiezaal, of de wiskunde. Sommige thrillerschijvers bezoeken de Body farm van de antropoloog Williamn Bass in Knoxville om hun fantasie te voeden met achtergronden en nieuwe ideeën. In Syndrome [E] zijn het film, forensisch onderzoek en hersenfysiologie… Hoe ver ga je zelf bij je research? Dompel je je als een soort cultureel antropoloog onder in bijvoorbeeld de wereld van politie en recherche om die zo getrouw mogelijk weer te geven?

Elk boek kost me ongeveer vier maanden aan research. Ik moet veel lezen – specialistische boeken en tijdschriften, proefschriften – om me het (vaak wetenschappelijke) universum eigen te maken dat ik later wil overbrengen. Dat is de basis, het voetstuk waar de rest op rust, maar dat is op zich nog niet genoeg. Om mijn personages en mijn kennis te verdiepen, of om antwoorden te vinden die niet in de literatuur staan, praat ik met specialisten en deskundigen. Artsen, neurologen, filmproducers, historici… Net als een journalist zou doen. Het is puur onderzoekswerk, en dat vind ik ook belangrijk. Het schrijven stelt me in staat in onderwerpen te duiken die me interesseren en die ik als loonslaaf nooit zo diepgravend had kunnen verkennen.

Je moet er natuurlijk wel van houden. En daar komt mijn wetenschappelijke opleiding me van pas: op school heb ik geleerd alles tot op de bodem uit te zoeken, door te graven tot je het probleem begrijpt en een oplossing in zicht komt.

In de loop van de boeken heb ik een aardig kringetje informanten opgebouwd: rechercheurs, rechters, pathologen, onderzoekers, noem maar op. Door die mensen winnen mijn verhalen aan realisme.

Heb je veel contact met je vertalers? Hoeveel zijn het er inmiddels? Waar worstelen ze mee?

Ik word momenteel in 15 verschillende landen vertaald. Soms nemen vertalers contact met me op, bijvoorbeeld vanuit Spanje, Italië, Korea en de Verenigde Staten. En Nederland dus. Meestal stellen ze vragen over typisch Franse uitdrukkingen of gebruiken waar ze in het buitenland niet mee vertrouwd zijn. De Koreaanse vertaler kon zich bijvoorbeeld geen voorstelling maken van het Noord-Franse landschap, daarvoor was het te ver weg, daarvoor stond de cultuur te ver van hem af. Toen ik het over het ‘bassin minier’ had, wist hij niet wat hij zich daarbij voor moest stellen [bassin minier, letterlijk: ertsbekken, mijnstreek; nvda].

Ik vind het belangrijk om goede relaties te onderhouden met de vertalers, omdat een goede vertaling belangrijk is voor het boek, maar ook omdat het momenten zijn waarop we elk iets kunnen opsteken over de cultuur van de ander. Hoe dan ook, ik ben altijd graag bereid antwoord te geven op al hun vragen!

La chambre des morts is verfilmd. Met de rechten voor La forêt des ombres heeft de filmmaatschappij nog niets gedaan. Er lopen onderhandelingen over de verfilming van Syndrome [E]. Hoe is het om je boek op het grote scherm te zien? ‘Het boek was beter’?

Ik heb niet meegeschreven aan het scenario van La chambre des morts [Het gruwelhuis], maar ik was wel steeds nauw betrokken bij de productie. Samen met de crew heb ik de plekken bezocht waar de roman zich afspeelde. Ze hebben me gevraagd hoe ik me de film zélf voorstelde, me alle versies van de scenario’s te lezen gegeven en voortdurend rekening gehouden met mijn positie als schrijver. En ik vond het een heerlijke film! Hij bleef trouw aan het universum dat ik in het boek had geschilderd en volgde het verhaal op de voet, op een paar aanpassingen na, die nu eenmaal noodzakelijk zijn voor de film. Het was al met al een heel positieve ervaring en ik heb veel opgestoken over de manier waarop woorden in beelden kunnen worden vertaald.

Op dit moment werkt iemand aan een filmbewerking van La forêt des ombres (Schaduw van de beul), maar het mooiste zit in het vat voor Syndrome [E], dat een goede kans maakt voor film te worden bewerkt door een grote Amerikaanse productiemaatschappij. Maar het contract is nog niet getekend, dus meer wil ik er nog niet over kwijt…

Je bent dit jaar juryvoorzitter van de Prix Landerneau Polar met als prijs een publiciteitscampagne in de pers en een bedrag van zesduizend euro. Voor La chambre des morts werd je in 2006-2007 onderscheiden met de Prix du polar en de Prix des lecteurs Quai du polar. Hoe voelt het om aan de andere kant van de jurytafel te zitten? Waar let je op bij de acht kandidaten?

De Prix Landerneau Polar is een grote Franse prijs, in het leven geroepen door een grote supermarktketen [Leclerc; nvda]. De opzet is om een Franse schrijver in het zonnetje te zetten die een roman heeft geschreven die het verdient door zoveel mogelijk mensen gelezen te worden. Ik zit de jury inderdaad voor. De boekverkopers van de keten en ik komen in mei bij elkaar om de winnende roman uit te kiezen.

Het beoordelen van die boeken is heel eenvoudig: ik kruip gewoon in de huid van de lezer die ik zelf ben! De roman waar mijn voorkeur naar uitgaat – maar nogmaals, het zijn vooral de boekverkopers die de keuze bepalen – is domweg de roman die ik met het meeste plezier heb gelezen!

Het e-boek is in opkomst. Net als het illegale aanbod ervan. Onderzoek in Duitsland door de Gesellschaft zur Verfolgung von Urheberrechtsverletzungen vorig jaar toonde aan dat ongeveer de helft van alle e-boeken in Duitsland uit illegale bron afkomstig is. Voor Nederland lopen diezelfde schattingen uiteen van 50 tot 70 procent. De Franse Hoge Autoriteit Hadopi stelde vast dat 49 procent van de Franse internetgebruikers content uit illegale bron gebruikt. De helft van de Fransen zegft dat Hadopi ze ertoe heeft bewogen rekening te houden met het auteursrecht. Een deel van je inkomen is afkomstig uit de verkoop van e-boeken. Vind je de situatie zorgelijk? Denk je dat de Franse strategie van three-strikes-you’re-out werkt?

Er is veel discussie over het e-boek de laatste tijd. Vanzelfsprekend voel ik me als schrijver zeer betrokken en worstel ik met een hoop vragen, net als andere mensen in het boekenvak.

Het is duidelijk dat we niet kunnen voorkomen dat er illegale e-boeken op de markt komen. Het illegale aanbod was desastreus voor de muziekindustrie, maar ik denk niet dat het voor de boekensector net zo erg zal zijn. Aan de ene kant omdat het papieren boek nog lange tijd zal bestaan. Het maakt niks uit of je muziek beluistert die je hebt gedownload of op cd hebt gekocht, maar er is een groot verschil tussen lezen van papier of van een e-reader. Aan de andere kant houd ik mezelf voor dat iedereen die een boek hackt er een lezer bij is, een lezer die anders misschien nooit een boek had gepakt, zoals lezers in de bibliotheek. Als ze verslingerd raken aan het werk van de schrijver, zullen ze de volgende keer niet wachten tot er een illegale versie op internet te vinden is, maar de nieuwste meteen kopen als die uit is, zelfs al is dat in elektronisch formaat.

Maar meer nog dan illegale e-boeken maak ik me zorgen over Amerikaanse giganten als Amazon en Google, die zullen proberen zich op te werpen als een wereldwijd platform voor downloads, en boeken tegen afbraakprijzen zullen verkopen, omdat uitgevers, als ze die bedrijven de kans geven, domweg geen andere keus meer hebben.

Als dat gebeurt, betekent dat het einde van boekhandels. En als schrijvers niet meer genoeg verdienen met hun auteursrecht, betekent dat het einde van boeken meer in het algemeen.

* Grangé is voor De Geus vertaald door Floor Borsboom, Théo Buckinx, Joris Vermeulen en Jaap Sietse Zuierveld. Chathams bloedige universum is jammer genoeg nog niet ontsloten voor het Nederlandstalige publiek. Dames en heren uitgevers? Zoek anders even op Drouot, of Prix Sang d’Encre…

** Het oeuvre van Franck Thilliez, zie ook het lemma in de Wikipedia.
Conscience animale (niet vertaald)
Train d’enfer pour Ange rouge (niet vertaald)
La chambre des morts (Het gruwelhuis)
Deuils de miel (niet vertaald)
La forêt des ombres (Schaduw van de beul)
La mémoire fantôme (Het einde van Pi)
L’anneau de Moebius (De ring van Moebius)
La couleur des ténèbres (De kleur van het duister, vertaald door Anne van der Straaten)
Fractures (Dagbehandeling)
Le syndrome [E] (Het weeshuis)
Gataca (wordt vertaald)
Ouroboros in L’empreinte sanglante (niet vertaald)
Vertige (niet vertaald)

1 reactie »

  1. Interessant interview. Ik wilde Thilliez tot nu toe liever niet lezen omdat ik van veel mensen hoorde dat er ook tamelijk veel gruwelijks in zijn boeken voorkomt, maar misschien moet ik het toch maar eens proberen.

    Reactie by annoesjka — 23 april 2012 @ 8.51 uur

RSS feed for comments on this post. TrackBack URL

Leave a comment

*

Powered by WordPress